U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 1 juli 2013, kenmerk 2013/34032, heeft het college, voor zover van belang, een vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend voor de aanleg en in gebruikname van het wegtracé van de Buitenring Parkstad Limburg (hierna: BPL).

Uitspraak



201307354/1/R6.

Datum uitspraak: 11 maart 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, gevestigd te 's-Graveland, gemeente Wijdemeren, en anderen,

appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Limburg,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 juli 2013, kenmerk 2013/34032, heeft het college, voor zover van belang, een vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend voor de aanleg en in gebruikname van het wegtracé van de Buitenring Parkstad Limburg (hierna: BPL).

Tegen dit besluit hebben Vereniging Natuurmonumenten en anderen beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de behandeling van de zaak aangehouden met het oog op de beantwoording van de prejudiciële vragen die bij verwijzingsuitspraak van de Afdeling van 7 november 2012 aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof) zijn gesteld in zaak nrs. 201110075/1/R4 en 201201853/1/R4.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op het arrest van het Hof van 15 mei 2014, in zaak nr. C-521/12 (ECLI:EU:C:2014:330, www.curia.eu; hierna: het arrest Briels). Vereniging Natuurmonumenten en anderen en het college hebben een reactie gegeven.

Het college en Vereniging Natuurmonumenten en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2014, waar Vereniging Natuurmonumenten en anderen, vertegenwoordigd door mr. G.C.W. van der Feltz, advocaat te Den Haag, ir. C.M.S. Burger, F.F.J. Baselmans, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

Overwegingen

Bestreden besluit

1. Het college heeft bij het bestreden besluit, voor zover hier van belang, een vergunning krachtens artikel 19d van de Nbw 1998 verleend voor de aanleg en ingebruikname van de BPL. Het tracé van de BPL loopt deels door de Natura 2000-gebieden Geleenbeekdal en Brunssummerheide. Bij uitspraak van 25 april 2012, zaak nrs. 201105573/1/A4 en 201105587/1/A4, heeft de Afdeling de besluiten van het college van 29 maart 2011 tot verlening van een Nbw-vergunning voor de aanleg en de ingebruikname van de BPL (hierna: de Nbw-vergunningen uit 2011) vernietigd. Met het bestreden besluit wordt wederom een Nbw-vergunning verleend voor de aanleg en ingebruikname van het tracé.

Wettelijk kader

2. Ingevolge artikel 19d, eerste lid, voor zover relevan t, is het verboden zonder vergunning van het college van gedeputeerde staten projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Ingevolge artikel 19f, eerste lid, maakt de initiatiefnemer voor projecten waarover het college van gedeputeerde staten een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, neemt, en die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied.

Ingevolge artikel 19g, eerste lid, kan indien een passende beoordeling is voorgeschreven op grond van artikel 19f, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, slechts worden verleend indien het college van gedeputeerde staten zich op grond van de passende beoordeling ervan heeft verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast.

Natura 2000-gebieden

3. Het gebied Brunssummerheide is bij besluit van 15 december 1995 (kenmerk N-95-9988) aangewezen als beschermd natuurmonument. Tevens is het gebied Brunssummerheide overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn aangemeld als speciale beschermingszone.

Het gebied Kathagerbeemden is bij besluit van 30 maart 1990 (kenmerk NMF-90-3425) aangewezen als beschermd natuurmonument. Dit gebied is onder de naam Geleenbeekdal overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn aangemeld als speciale beschermingszone.

Bij beschikking van 7 december 2004 heeft de Europese Commissie de gebieden Brunssummerheide en Geleenbeekdal geplaatst op de lijst van gebieden van communautair belang als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (de Habitatrichtlijn). De gebieden waren ten tijde van het bestreden besluit nog niet aangewezen op grond van artikel 10a van de Nbw 1998. Een ontwerp-aanwijzingsbesluit waarin de instandhoudingsdoelen zijn opgenomen voor de vogel- en habitatsoorten en de habitattypen waarvoor het gebied zal worden aangewezen, had ten tijde van het bestreden besluit wel reeds ter inzage gelegen.

Stikstofdepositie

4. Vereniging Natuurmonumenten en anderen kunnen zich niet verenigen met het besluit. Zij betogen dat de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden worden aangetast. In dit verband voeren zij aan dat de BPL leidt tot een toename van de stikstofdepositie op de habitattypen zure vennen (H3160), vochtige heiden (H4010), droge heiden (H4030) en actieve hoogvenen (H7110B) in het Natura 2000-gebied Brunssummerheide en het habitattype vochtige alluviale bossen (H91EOC) in het Natura 2000-gebied Geleenbeekdal. Zij betogen dat in de passende beoordeling de toename ten gevolge van de BPL ten onrechte wordt gesaldeerd met de stikstofmaatregelen die elders in de Natura 2000-gebieden een positief effect hebben op de betrokken habitattypen. Volgens hen is sprake van een verschuiving van de stikstofdepositie. De maatregelen die op andere locaties positieve effecten hebben voor de habitattypen kunnen niet worden betrokken bij de beoordeling of de natuurlijke kenmerken van de gebieden worden aangetast. Dit volgt volgens Vereniging Natuurmonumenten en anderen uit het arrest Briels. Maatregelen die op een andere locatie positieve effecten hebben voor een habitattype moeten volgens hen worden aangemerkt als compenserende maatregelen die in het kader van de zogeheten ADC-toets een rol kunnen spelen. Provinciale staten hebben op grond van de gehanteerde beoordelingsmethode in de passende beoordeling niet de zekerheid kunnen verkrijgen dat de natuurlijke kenmerken van de betrokken habitattypen niet worden aangetast, aldus Vereniging Natuurmonumenten en anderen.

4.1. Provinciale staten stellen zich op het standpunt dat uit de passende beoordeling de zekerheid kan worden verkregen dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden niet zullen worden aangetast. De toename van de stikstofdepositie ten gevolge van de BPL staat volgens provinciale staten niet in de weg aan het behalen van een gunstige staat van instandhouding voor de stikstofgevoelige habitattypen. Daarnaast brengen provinciale staten naar voren dat het in het kader van de Nbw 1998 gaat om gebiedsbescherming. Provinciale staten hebben voorts uiteengezet dat ook op de locaties waar de stikstofdepositie ten gevolge van de BPL zal toenemen geen sprake is van een aantasting van de natuurlijke kenmerken.

4.2. Oranjewoud heeft onderzoek verricht naar de gevolgen van de BPL voor de Natura 2000-gebieden Geleenbeekdal en Brunssummerheide. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Passende beoordeling inpassingsplan Buitenring Parkstad Limburg" van 2012 (hierna: de passende beoordeling). Deze passende beoordeling is zowel aan het inpassingsplan als aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. De beroepsgronden van Vereniging Natuurmonumenten en anderen ten aanzien van de beoordeling van de effecten van de stikstofdepositie ten gevolge van de BPL zijn identiek aan de beroepsgronden die zij tegen het inpassingsplan naar voren hebben gebracht. Bij uitspraak van heden heeft de Afdeling in zaak nr. 201207642/1/R1 het beroep van Vereniging Natuurmonumenten en anderen tegen het inpassingsplan 2012, voor zover ontvankelijk, gegrond verklaard. De Afdeling oordeelt dat uit de passende beoordeling niet de vereiste zekerheid kon worden verkregen dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden Geleenbeekdal en Brunssummerheide ten gevolge van de BPL niet zullen worden aangetast. Voor de motivering verwijst de Afdeling naar de overwegingen 34 tot en met 34.7 van die uitspraak. Hetgeen daar is overwogen geeft eveneens aanleiding voor het oordeel dat het beroep van Vereniging Natuurmonumenten en anderen tegen het bestreden besluit gegrond is. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998 en dient te worden vernietigd.

4.3. In de uitspraak van heden in zaak nr. 201207642/1/R1 heeft de Afdeling bezien of de rechtsgevolgen van het inpassingsplan 2012 in stand kunnen worden gelaten op grond van het rapport "Buitenring Parkstad Limburg aanvullende passende beoordeling" van november 2014 (hierna: de aanvullende passende beoordeling). De Afdeling komt tot de conclusie dat hetgeen Vereniging Natuurmonumenten en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat uit de aanvullende passende beoordeling niet de zekerheid kan worden verkregen dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden Geleenbeekdal en Brunssummerheide niet zullen worden aangetast. Voor de motivering wordt verwezen naar de overwegingen 35 tot en met 41 van de uitspraak in zaak nr. 201207642/1/R1. Hetgeen de Afdeling daar heeft overwogen, geeft aanleiding in het navolgende te bezien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit eveneens in stand kunnen worden gelaten.

Vliegend hert

5. Vereniging Natuurmonumenten en anderen betogen voorts dat de BPL in het Geleenbeekdal tot extra verkeersslachtoffers van het vliegend hert zal leiden. Zij voeren aan dat de BPL tussen twee populaties van het vliegend hert doorloopt. De populaties in Vaesrade en het Jeugrubbebos zullen hierdoor verder geïsoleerd raken. Vereniging Natuurmonumenten en anderen betogen verder dat verstoring van het vliegend hert door licht zal plaatsvinden. Het vliegend hert zal volgens hen onder meer door autolampen gedesoriënteerd raken. Tot slot wijzen Vereniging Natuurmonumenten en anderen er op dat deze soort in de zomer graag op warm asfalt verblijft, hetgeen volgens hen tot extra verkeersslachtoffers zal leiden.

5.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de BPL geen negatieve effecten zal hebben ten aanzien van het vliegend hert. Het college wijst er op dat de Afdeling in eerdere uitspraken reeds heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is dat de BPL gevolgen zal hebben voor de populatie van het vliegend hert in het Geleenbeekdal. Het tracé zal ter hoogte van het Jeugrubbebos en Vaesrade verdiept worden aangelegd, hetgeen negatieve gevolgen zal voorkomen.

5.2. Uit het concept besluit tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied Geleenbeekdal volgt dat voor het vliegend hert een doelstelling is opgenomen tot behoud van omvang en kwaliteit van het leefgebied voor behoud van de populatie.

5.3. In 2.46.4 van de uitspraak van 7 december 2011, in zaak nr. 201011757/1/R1 en 201012728/1/R1 omtrent het inpassingsplan "Buitenring Parkstad Limburg" uit 2010 en in 2.12.2 van de uitspraak in zaak nr. 201105573/1/A4 en 201105587/1/A4 omtrent de Nbw-vergunningen uit 2011 heeft de Afdeling geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat de BPL het leefgebied van het vliegend hert zal aantasten. Het leefgebied van het vliegend hert zal door de barrièrewerking van de BPL weliswaar meer worden versnipperd in het Jeugrubbebos, maar er bestond geen grond voor het oordeel dat de voorgenomen maatregelen onvoldoende effectief zullen zijn om aantasting van een gunstige staat van instandhouding van het vliegend hert te voorkomen. Gelet hierop is het niet aannemelijk dat de BPL gevolgen zal hebben voor de populatie van het vliegend hert in het Geleenbeekdal.

In hetgeen Vereniging Natuurmonumenten en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding hier thans anders over te oordelen. In de passende beoordeling wordt erop gewezen dat er in het kader van de Flora- en faunawet maatregelen worden getroffen om de bestaande barrièrewerking tussen de populaties zo veel mogelijk weg te nemen. Ten aanzien van verstoring door licht staat in de passende beoordeling vermeld dat deze niet zal optreden indien een aantal maatregelen wordt getroffen. Indien ter hoogte van het Geleenbeekdal geen verlichting wordt aangebracht, de verlichting uitsluitend op de weg zal worden gericht, kleine lampen worden gehanteerd en eventueel groen licht wordt toegepast, kan de verstoring door licht worden voorkomen. Deze lichtmaatregelen zijn opgenomen in artikel 4 van de voorschriften bij de vergunning. Het college heeft er voorts op gewezen dat het tracé bij Vaesrade verdiept zal worden aangelegd. Gelet op deze verdiepte ligging van het tracé zal het asfalt nauwelijks worden verwarmd en zal het vliegend hert volgens het college niet geneigd zijn zich op het asfalt op te houden. Voorts kan de verdiepte ligging verstoring door licht van autolampen voorkomen. Vereniging Natuurmonumenten en anderen hebben dit niet bestreden.

Gelet op het vorenstaande falen de betogen.

6. Gelet op hetgeen in 4.2 en volgende is overwogen ziet de Afdeling aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht in stand te laten.

7. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Gelet op de samenhang van deze zaak met zaak nr. 201207642/1/R1 en de in de uitspraak van heden in die zaak uitgesproken proceskostenveroordeling, ziet de Afdeling aanleiding de proceskostenveroordeling in deze zaak te beperken tot de kosten voor het beroepschrift.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 1 juli 2013, kenmerk 2013/34032;

III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;

IV. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Limburg tot vergoeding van bij de vereniging Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

V. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Limburg aan de vereniging Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland en anderen, het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, griffier.

w.g. Van Sloten w.g. Brand

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2015

575.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature